woensdag 1 september 2010

Kaarten zoeken met kaarten

Lang, lang geleden, op 9 december 2009, schreef ik al over georefereren van kaarten. Hierbij werd een georefereer-programma gebruikt dat ontwikkeld is door Klokan Petr Přidal. De post eindigde ik met de alinea:

Daarmee is de helft van het werk voor deze kaart gedaan: van de kaart is de geo-informatie bekend. Nu moet er alleen nog een zoekapplicatie worden gemaakt waarbij de geo-informatie kan worden gebruikt om de kaarten terug te vinden. En dan het liefst nog slim ook: wanneer ik op zoek ben naar een kaart van de binnenstad van Den Haag wil ik 't liefst geen kaart van heel West-Europa als resultaat krijgen [...].

En wat wil nu het geval: vandaag gaat een demosite de lucht in van de Zwitserse Electronische Bibliotheek. Deze Kartenportal geeft een uitstekend voorbeeld van waar je gegeorefereerde (of gegeolokaliseerde *) kaarten voor kunt gebruiken: het zoeken naar kaarten door middel van kaarten.



Hoe werkt het? In de linkerkolom zie je Google Maps. Op deze kaart kun je navigeren naar het gebied waarover je kaarten wilt vinden. Eronder kun je nog verfijningen aangeven, zoals periode, woorden in de beschrijving of schaal. De rechterkolom bevat het actuele resultaat van de kaarten die overlap vertonen met (een deel van) het gekozen gebied en verfijningen. En dus, wanneer je de kaart verschuift of in- of uitzoomt verandert de lijst resultaten mee. Wanneer je met de muis één van de zoekresultaten aanwijst, zie je op de grote kaart links een rood vak dat aangeeft welk gebied precies door de kaart wordt bedekt.

Voor mij een uitstekend voorbeeld van het nut van georefereren. Ongeacht hoe of in welke taal de kaart door de cartograaf, archivaris of beeldbankmedewerker is beschreven, ongeacht welke namen de steden, dorpen en gebieden hebben gehad, je kunt de kaart simpel terugvinden door naar het gewenste gebied te gaan.




*) Het verschil tussen georefereren en geolokaliseren is de nauwkeurigheid van de geo-informatie. Bij geolokaliseren wordt alleen de buitenkant van het gebied op de kaart vastgelegd. Eventuele afwijkingen van de kaart ten opzichte van de huidige wereldkaart, bijvoorbeeld doordat de cartograaf op sommige plekken wat minder nauwkeurig was met de gebruikte schaal, worden niet aangegeven. Bij echt georefereren wordt wel nauwkeurig over de hele kaart aangegeven welke 'ground control points' op de kaart overeenkomen met de wereldkaart, en kan de scan bij het presenteren op delen worden samengeperst of uitgerekt. Maar in de praktijk wordt het woord georefereren voor beide gebruikt.

zondag 18 juli 2010

Genealogische krenten in de genealogische pap

Mijn opa en oma van moeders kant heb ik nooit gekend. Sterker nog, tot zo'n 10 jaar geleden kende ik aan die kant van de familie alleen één oom, een oudere broer van mijn moeder die in de jaren 50 naar Australië is verhuisd met vrouw en kind. Pas in ruwweg de afgelopen 10 jaar is daar een klein beetje verandering in gekomen, en ken ik nog twee zussen van mijn moeder.

Juist dan is het leuk om bij genealogisch onderzoek de spreekwoordelijke krenten in de pap te vinden. En het wordt nog specialer wanneer die krenten jou vinden.

Twee weken terug valt er een e-mail in de mailbox, van iemand die net als ik zoekt naar de voorouders van de uit Emden afkomstige Georg Tapernon. En die iemand, Jacob geheten, is de zoon van de zus van mijn oma. Mijn 'neef 1-maal verwijderd', als ik TNG mag geloven. En mijn eenmaal verwijderde neef blijkt in het bezit van foto's en verhalen, ook over mijn opa en oma (zijn oom en tante) en zelfs foto's van mijn overgrootouders Leendert Schuil en Doetje Nauta.


Leendert Schuil


Doetje Nauta

Toen hij van mij hoorde dat ik eigenlijk maar heel weinig over de familie weet en ook maar een paar foto's heb, gaf hij direct als antwoord bij zijn moeder, mijn oudtante dus, te gaan vragen of zij nog foto's heeft. De zus van mijn oma blijkt dus gewoon nog in leven te zijn!

Toen ik ruim 10 jaar geleden door Yvette aan het stambomen werd gezet, was één van de eerste die ik leerde 'probeer zoveel mogelijk bij nog in leven zijnde familie te weten te komen'. Het heeft ruim 10 jaar gekost, maar hopelijk zit dat er nu dan toch aan te komen!

donderdag 20 mei 2010

Mobiel Blogger



Als je net twee dagen een Android-telefoon hebt, ben je urenlang bezig met alleen maar uitzoeken wat voor fantastische dingen er allemaal mogelijk zijn. Directe verbinding met zo'n beetje alle Google toepassingen blijkt ofwel standaard ingebouwd, ofwel gratis in de Market te verkrijgen.

Zoals de Blogaway app, waarmee mobiel gevolgd kan worden, inclusief net gemaakte foto's vanaf de 18e verdieping.

woensdag 28 april 2010

Informatiebeveiliging voor archiefmedewerkers

Het Nationaal Archief geeft haar medewerkers cursussen als om straks goed te kunnen meedraaien in het dNA, het digitaal Nationaal Archief. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk de cursus '23 Archiefdingen', maar ook cursussen in eContext, Digitale Objecten en Processen en een Basiscursus Archivistiek komen aan bod. Voor de cursus eContext ben ik gevraagd om een les te maken in digitale informatiebeveiliging: wat is informatiebeveiliging, waarom is informatiebeveiliging nodig, en hoe pas je informatiebeveiliging toe.

Op verzoek zal ik de belangrijkste punten uit die les hier uitleggen. De les is nadrukkelijk niet bedoeld om volledig, uitputtend en diepgaand te zijn, maar juist om een algemeen inzicht te geven in het hoe en waarom. Desondanks zijn tips, opmerkingen en aanvullingen uiteraard van harte welkom.

zaterdag 10 april 2010

Soms zit creativiteit in hele kleine dingen


mouse, originally uploaded by anthonyturducken.
en sta je versteld van hoe mooi het uitpakt.

Geniaal gevonden!

zondag 14 maart 2010

Ding 23: "Spelende archiefmedewerker, wat heb je nu geleerd?"

Eén dag voor de feestelijke afsluiting van deze reeks 23 Archiefdingen is het tijd voor het laatste ding: de evaluatie. Vandaar de titel (vrij naar Meneer Kaktus): Spelende archiefmedewerker, wat heb je nu geleerd?

Dat deze cursus voor mij niet het ene na het andere nieuwe ding zou opleveren stond van tevoren al vast. Toen ik 17 jaar geleden voor het eerst gopherde, en later met Mosaic m'n eerste stappen op het World Wide Web zette had ik al wel het idee dat het een blijvertje zou zijn (terwijl Bill Gates in exact datzelfde jaar claimde niet geïnteresseerd te zijn :) ). Inmiddels is het gebruik van internet bij alles wat ik doe een standaard middel. Fotografie, genealogie, nieuws volgen, communicatie met familie, vrienden en collega's, en zelfs het volgen van Ajax-PSV wanneer het niet uitgezonden wordt op de televisie. Toch zaten er nog wel een paar Dingen tussen die ik ofwel helemaal nog niet kende, of die ik nu op een andere manier heb leren kennen.

Op dus naar het interview dat Rob Coers met elke 23-archiefdingenafsluiter houdt.

zondag 7 maart 2010

Ding 22: Mobiele toepassingen

Volgens de beschrijving bij dit Ding behoor ik tot de niet meer zo exclusieve club van 15% van de Nederlanders die een Smartphone heeft. Aangezien ik weiger om een aai-foon te kopen (ik HAAT iTunes met een passie) en de Android telefoons destijds nog niet over een goede routeplanner beschikten werd het een telefoon met Windows Mobile 6. Met GPS, met camera, draadloos internet en natuurlijk ondersteuning voor 3G, tegenwoordig het best bekend als "mobiel internet".

Nu ben ik al een tijdje geen tiener meer, dus is mijn telefoon niet 24 uur per dag bij me, maar de (gemiddeld) 16 uur dat ik wakker ben is hij toch wel vaak in de buurt. Het gebruik van internettoepassingen is een dusdanig standaard deel van mijn leven geworden dat ik hem graag bij me heb. Via de mobiele internet verbinding synchroniseert hij automatisch mijn agenda en mijn email, en geeft me dus braaf 15 minuten voor elke vergadering een seintje. Voor iemand wiens werkdag voornamelijk bestaat uit bijeenkomsten en vergaderingen een erg handige toevoeging.

Naast deze nuttige dingen kan de telefoon ook en vorm van ontspanning en tijdverdrijf zijn. Tijdens tram- en treinreizen even Nu.nl lezen of mijn twitterberichten doornemen, muziek of radio luisteren, het kan allemaal. En ben ik een keer verdwaald of moet ik met de auto naar een nieuwe locatie, dan heb ik er zelfs een routeplanner op. Nog niet veel gebruikt maar in de toekomst wel potentieel handig: hij kan QR codes lezen, zoals dat vreemde blokkige vierkantje in de balk hier rechts naast. Een soort "streepjescode 2.0".

Oh, en bijna vergeten: je kunt er nog mee bellen ook!

Ding 21 deel 2: Archief 2.0

Gelijkgestemden die zich verenigen is niets nieuws. Sterker nog, onze grondwet spreekt erover:

Artikel 8: Vrijheid van vereniging
Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.

Artikel 9: Vrijheid van vergadering en betoging
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Gelijkgestemden die via internet zich vereniging en hun bijeenkomsten, besprekingen en vergaderingen online doen is iets nieuwer. En alhoewel er op internet vaak tientallen plekken vrijwel gelijktijdig het levenslicht zien zijn er meestal maar een paar die uiteindelijk "dé" plek worden waar "men" naar toegaat. Voor archivarissen het door Christian opgerichte Ning-netwerk Archief 2.0.

Het opnoemen van de voordelen van een online netwerk als Archief 2.0 zou een grote lijst open deuren worden: discussiegroepen, forums, contacten leggen, etc. Dezelfde voordelen die gewone verenigingen ook bieden, alleen nu via internet. En aan de grondwet te zien zijn moderatoren ook niets nieuws: de wanordelijkheden die nu door ongewenste bezoekers worden aangericht waren kennelijk in 1815 ook aanwezig, al maakten ze toen vast geen reclame voor Viagra.

Ding 21 deel 1: Archivaris 2.0

De hele 2.0 gedachte is gestoeld op twee-richting-verkeer. Waar de oude 1.0 methode uitging van een producent -> consument relatie, gaat de 2.0 methode meer de boeddhistische richting uit: in elke vorm van communicatie is iedereen net zo hard leraar als leerling, en kan iedereen gelijktijdig leren van iemand anders, en die ander ook wat bijbrengen.

Binnen het project Beelden voor de Toekomst, waar het NA in deelneemt, is dit mooi tot uitwerking gekomen: we digitaliseren foto's voor het publiek, en een aantal mensen uit datzelfde publiek helpt als vrijwilliger mee om voor ons de foto's te voorzien van metadata. Niet alleen omdat we de handen nodig hebben, maar ook omdat ze vaak over een schat aan kennis beschikken die we goed kunnen gebruiken.

Maar goed, de meeste lezers hier zullen uit de 23-archiefdingengemeenschap zelf komen, en preaching to the choir is nooit een favoriete bezigheid van mij geweest. Terug naar de opdracht dus!

Uit de lijst Extra Informatie heb ik gekozen voor het Handvest voor de Archivaris 2.0 van Christian van der Ven. Deze post, inmiddels 1,5 jaar oud, is nog steeds een goede leidraad. En al ben ik dan geen archivaris, in dit geval lees ik het maar even als "Handvest voor de medewerker van een archiefinstelling 2.0". Bij het doorlezen viel één van de punten mij direct op: "Ik wacht niet tot iets perfect is voordat ik het vrijgeef en ik pas het aan op basis van reacties van gebruikers.". In 2007, bij de sollicitaties voor een 2e ICT Projectadviseur was één van de vragen die ik stelde aan de kandidaten: "Wanneer er genealogische bronnen voor het publiek gedigitaliseerd worden, gaat jouw voorkeur dan uit naar 5 bronnen perfect digitaliseren, of 15 bronnen 'goed genoeg' digitaliseren?"

Uiteraard beantwoordde de uiteindelijk gekozen Tim de H. deze feilloos: zorg dat het materiaal online staat en dat mensen er vanuit huis hun onderzoek net zo goed kunnen uitvoeren als dat ze normaal in de studiezaal zouden kunnen. Verbeteringen in de toegankelijkheid zijn daarna natuurlijk erg welkom, maar de eerste stap is de belangrijkste.

Ook de twee direct daaronderstaande punten kan ik van harte onderschrijven:
  • Ik ben niet bang voor Google of soortgelijke diensten, maar zet deze diensten in ten voordele van gebruikers, terwijl ik ook excellente diensten lever die gebruikers nodig hebben.
  • Ik vermijd dat gebruikers eerst thuis moeten raken in de terminologie en systematiek van de archivaris, maar geef diensten zo vorm dat die een weerspiegeling zijn van voorkeuren en verwachtingen van gebruikers.
Google en soortgelijke diensten kunnen op het eerste gezicht eng lijken voor informatieleveranciers: voor dat je het weet word je door een publiek gevonden waar je geen rekening mee had gehouden. En dat sluit mooi aan bij het punt eronder: zorg ervoor dat je met alle soorten publiek rekening houdt. Zie het niet als een probleem, maar als een kans om jouw materiaal aan een veel breder publiek te openbaren dan je misschien in eerste instantie dacht.

En dat is naar mijn mening de kern van een archiefinstelling: ervoor zorgen dat iedereen tot in lengte van dagen de bewaarde informatie kan vinden en inzien. Dat het daarvoor duurzaam bewaard en terugvindbaar moet worden opgeslagen is wat mij betreft niet meer dan noodzakelijke voorwaarde, en niet een doel opzich.

Ding 20: Footnote

Na alleen nog maar de homepage van Footnote bekeken te hebben ben ik al enthousiast: een uitstekende manier om een historische homepage te maken! Een aansprekend motto "Where history will surprise you", direct ernaast een zoekbalk waar je wordt opgeroepen een naam, jaar of gebeurtenis in te typen, een tijdbalk, wat statistieken en visueel aantrekkelijke links naar collecties en de abonnementsdienst. Op één pagina alles wat je nodig hebt als grasduiner, maar ook alles binnen handbereik om als diepgraver aan de slag te kunnen.

Een goede en functionele vormgeven is natuurlijk mooi, maar een website als Footnote staat of valt met de inhoud. Wanneer je na een paar pogingen nog niets interessants bent tegengekomen zien ze je er niet meer terug. Maar dat heeft Footnote uitstekend voor elkaar. Als ik nu een Amerikaanse scholier was die een werkstuk voor Geschiedenis zou moeten maken, was ik vast niet weg te slaan van deze site!

Maar ook voor niet-Amerikaanse niet-scholieren die niet een werkstuk moeten maken is het een mooie website, met alleen hetzelfde gevaar als Wikipedia: voor je het weet ben je 4 uur verder en zit je je af te vragen hoe je ook weer van een pagina over de burgeroorlog via-via-via-via bent uitgekomen bij een pagina over lampekappen in zuid Florida.

Dan de toepassingsvraag: zie ik dit als nuttig voor het Nederlandse archiefveld? Absoluut! Graag zelfs! Ik ben alleen erg benieuwd hoeveel tijd en geld erin is gaan zitten om Footnote op te zetten. Het ziet er namelijk uit als een ontzettende hoop (nuttig!) werk.

Ding 19: Genealogie 2.0

De eindsprint in 23 archiefdingen die ik voor vandaag gepland heb begint makkelijk: Genealogie 2.0. Terwijl ik luister naar de persconferentie op Omroep Zeeland over het familiedrama in mijn geboortestad Zierikzee kan ik dit Ding eenvoudig samenvatten: www.jeroenvanluin.nl

Mijn genealogische website is gevuld met gegevens die ik gevonden heb tijdens onderzoek in archieven, maar ook via onderzoek op Internet. Samen met anderen met wie ik gemeenschappelijke voorouders heb probeer ik de genealogische puzzel op te lossen. De websites van Genlias en de diverse Digitale Stamboom sites bij archieven zijn natuurlijk "Web 1.0", maar door het publiceren van mijn eigen gegevens op een website kan ik daar een "Web 2.0" laag overheen zetten: geïnteresseerden kunnen op mijn website suggesties aandragen en, wanneer ik ze daar toestemming voor geef, delen van de stamboom zelf aanpassen en toevoegen. Dat laatste is nog niet in de praktijk gebeurd, maar zou wel kunnen. De meeste aanvullingen die ik krijg gaan "ouderwets" per e-mail.

woensdag 24 februari 2010

Carthografie in Wenen, laatste dag + evaluatie

De derde en laatste dag van de conferentie, met 4 sessies op het programma, waarvan ik helaas de laatste moet laten schieten: het vliegtuig wacht niet totdat de conferentie is afgelopen. Maar met de snelheid waarmee de presentaties langskomen is er nog genoeg leuks om naar te kijken en te luisteren, en valt er nog genoeg te praten.

Weer valt op dat in veel presentaties de oude kaarten worden vergeleken met recente kaarten, zoals die van Google Maps. Veel onderzoekers blijken hetzelfde idee na te streven: aan de hand van stabiele punten, zoals kerken, de oude kaart over de moderne kaart leggen, en zo "in kaart" te brengen hoe in de loop der tijd het landschap en het landgebruik is veranderd. Maar ieder doet dat vanuit een andere achtergrond: er zijn hydrografen die de verschuivingen in de dieptes van waterwegen onderzoeken, anderen willen de vergelijkingen inzetten om te achterhalen welke grond wel en niet geschikt is voor bijvoorbeeld bebouwing, en weer anderen proberen interessante plekken voor archeologisch onderzoek te vinden. Ook het onderwijs blijkt een interessante doelgroep voor historische kaarten: met digitale technieken kan zowel het vak Geschiedenis als het vak Aardrijkskunde aantrekkelijker worden gemaakt voor leerlingen.

Cartografie in Wenen, conferentiedag 2

Dag 2 van de cartografie-conferentie in Wenen, met vandaag alleen 's ochtends presentaties en 's middags excursies, gevolgd door het conferentiediner. Met de korte tijd die presentaties krijgen vandaag toch nog 11 sprekers die hun onderzoek naar, of toepassingen van digitale historische cartografie uitleggen. En, eigenlijk net als gisteren, voor het grote deel een Oost-Europese line-up.

Zowel de keynote speech als de eerste presentatie behandelden de Historical Atlas of Towns, een Europees project om op geen redelijk gestandaardiseerde manier portfolio aan te leggen van Europese steden. In zo'n portfolio moeten kadastrale kaarten, omgevingskaarten, kaarten uit privé-collecties en historische beschrijvingen worden samengevoegd, om zo voor een onderzoeker een volledig pakket aan bronnen te vormen. Erg interessant om te zien hoe ver het project al is, al hadden de beide sprekers van mij wel wat minder tijd mogen besteden aan open deuren als "digitale kaarten hebben het voordeel boven geprinte kaarten dat je kunt inzoomen, en de metadata is veel makkelijker doorzoekbaar." En meteen ook een presentatie-techniek geëvalueerd: wanneer je een zoekopdracht voordoet, noem dan niet de volledige lijst met zoekresultaten op: je publiek kan zelf ook lezen.

De laatste voor mij interessante presentatie ging niet over platte kaarten, maar bolvormige kaarten: globes. En wel de Perczel's Globe, een handgetekende globe uit 1862 van de Hongaarse globemaker László Perczel (PDF artikel hier). Deze heeft een doorsnede van 132 centimeter, waarvan ongeveer 1000 foto's zijn gemaakt die daarna zijn gegeorefereerd in in een 3D vorm zijn gegoten. Daar waar de echte globe stukjes mist willen ze in de digitale kopie op basis van kaarten uit diezelfde tijd en met dezelfde stijl proberen om de gaten op te vullen. Voor ons niet echt toepasbaar of nuttig, maar wel erg interessant om te zien.

maandag 22 februari 2010

Cartografie in Wenen, conferentiedag 1

Zo... dag 1 van de conferentie. En wat een dag! Wat mij betreft is de conferentie nu al geslaagd. Maar wees gewaarschuwd, het is een behoorlijk verhaal.

8:15 uur. Registratie. Dus.. 6:30 uur, wekker. Ja, ik heb een goed uur nodig om wakker te worden, en ik rekende op een half uur voor het ontbijt en - belangrijker - koffie. Aangekomen bij de registratie bleek dat in welgeteld 15 seconden afgerond, maar ook daar was koffie.

9:15. Opening, en uitleg van de dag. Er staan 5 sessions gepland, met bij elke sessie een lijstje van 4, 5 of 6 presentaties. Alleen niet zoals ik verwachtte parallelle sessies, maar na elkaar. In plaats van per sessie van rond de 1:15 uur maar één presentatie te horen, had nu elke spreker maar een minuut of 12 de tijd voor z'n verhaal, gevolgd door 3 minuten vragen. En ik kan je vertellen, dat werkt!
Waar alleen het opstarten van Powerpoint normaal bij mij een slaapreflex oproept, blijkt de beperking tot 12 minuten presentatie ervoor te zorgen dat echt iedereen echt alleen de belangrijke punten noemt: Aanleiding, methode, resultaten, conclusie. Wil je meer weten? Mail maar, of gebruik de pauzes.

zondag 21 februari 2010

Aankomst in Wenen

Ik heb het geluk om aanwezig mogen te zijn bij de "5th International Workshop on Digital Approaches in Cartographic Heritage", van 22 tot en met 24 februari 2010 in Wenen. Het programma laat een schat aan presentaties zien over het gebruik van digitale versies van "cartografisch cultureel erfgoed", dus ik heb er erg veel zin in.

Vandaag, zondag 21 februari, stond dus in het teken van het afreizen naar Wenen. De vlucht stond voor 13:10 op het programma, en tot mijn niet geringe verbazing ging alles goed. De tram was op tijd, de trein naar Schiphol op de minuut nauwkeurig goed, en het inchecken verliep vlot. Zelfs de behoorlijk strenge controle verliep prima, dus anderhalf uur te vroeg stond ik bij de gate. Op zich geen straf, met een restaurant en WiFi kan ik me best anderhalf uur vermaken.

De vlucht zelf verliep gladjes, 10 minuten te laat vertrokken en toch een kwartier te vroeg geland (handig, rugwind), het weer hier prima (onbewolkt en 9 graden), de taxichauffeur erg spraak- en behulpzaam ondanks mijn Haus-Taun-und-Koiken-Doitsch. En het hotel... 5 minuten lopen van de conferentiezaal, 10 minuten van de Staatsoper(a) en voorzien van gratis WiFi en gratis sauna. Je snapt, ik hou het hier wel vier dagen uit.

Dan had ik verder nog beloofd om zo nu en dan foto's te maken... en die staan uiteraard op Flickr, in de set Vienna / Wenen. Helaas paste de Canon niet in de tas en heb ik dus de ouwe trouwe Polaroid mee, én was het al redelijk laat op de middag dat ik de stad in trok, maar met dat in het achterhoofd zijn er nog best redelijke foto's uitgekomen.

zaterdag 20 februari 2010

Ding 18: LibraryThing

't Begint wat oud nieuws te worden, maar met LibraryThing heb ik weer een Ding te pakken wat ik al goed ken. Sinds mei 2009 heb ik een groot deel van mijn boekenkast erin staan. Althans, van de boeken die ik daadwerkelijk in de kast heb staan, de kinderboeken die ik nog ergens in verhuisdozen heb zitten reken ik daar niet bij.

Het leuke aan LibraryThing is dat je niet alleen voor jezelf kunt bijhouden welke boeken je hebt (en wanneer je, zoals sommige collega's, regelmatig boeken koopt én een smartphone hebt, zelfs op afstand kunt kijken of jij danwel je moeder een boek al heeft of niet), je kunt ook suggesties krijgen! Mensen met een gelijke smaak in boeken, hoe breed je smaak ook is, hebben vast boeken of schrijvers in hun collectie zitten die je nog niet kent.
Niet heel verbazingwekkend: ene 'yhoitink' staat bij mij in de top-5 van mensen met gelijke boekensmaak.

Overigens heeft de suggestie-optie van LibraryThing bij mij nog niet tot nieuwe ontdekkingen geleid, maar dat komt doordat ik nog zat boeken in mijn kast heb staan die ik nog niet gelezen heb, ik koop ze sneller dan ik ze lees.

maandag 15 februari 2010

Ding 17: Sociale netwerken

Sociale netwerken... ik vraag me sterk af of er nog 65-minners zijn die er niet op zitten. Hyves heeft zo'n beetje iedereen wel, maar is onder "mijn" generatie alweer op z'n retour. Inmiddels is Facebook helemaal je-van-het, met als grote voordeel dat je internationale contacten er ook bij kunnen. En met familie "down-under", m'n internationale oud-collega's uit mijn AiO-tijd en een groep oud-huisgenoten waarvan een deel z'n heil buiten de Nederlandse landsgrenzen heeft gezocht is dat toch een aangename toevoeging.

(Los van dat het natuurlijk onmeunig interessant staat om veel internationale namen in je vriendenlijst te hebben)

Ding 16: Chatten

Over vermenging van werk en privé gesproken...  sinds de verhuiziging van een deel van het Nationaal Archief naar de Hoftoren hebben we bij de (voormalige) ICT afdeling ook het chatten ingevoerd. Gebruikmakend van mijn Google-account en via de Pidgin client die al in de pagina van Ding 16 genoemd werd. Ooit begonnen met ICQ, daarna via MSN overgegaan naar Google Chat. En alhoewel ze het inmiddels allemaal wel kunnen gebruik ik voor de voice-chat (gewoon praten dus) toch meestal wel Skype.

Maar ja, het Google-account waar ik nu op het werk me chat, gebruik ik privé ook.  En als ik voor m'n collega's online ben, ben ik dat voor mijn vrienden dus ook. Dus kan het je zomaar gebeuren dat je op een werkdag privé aan het chatten bent, of dat je op je vrije dag toch over werk chat.

Ding 15: Twitter

Twitter. Van 23 april 2009 tot begin januari 2010 mee bezig geweest, maar na wat strubbelingen toch mee opgehouden. Op zich erg leuk, je krijgt een kijkje in de dagelijkse gang van zaken op, en buiten het werk van collega's, vrienden en soms volslagen onbekenden. Alleen heb je met Twitter nog meer het probleem over wat je wel en niet zegt dan met bloggen. Waar je bij bloggen alleen op moet passen over het onderwerp waarover je wat zegt, moet je bij Twitter nog meer opletten hoe je bericht overkomt.

In blogposts heb je alle ruimte om een inleiding te schrijven, met de achtergrond of aanleiding van dat wat je wilt zeggen. Nadat je je punt hebt gemaakt kun je nog voorbeelden aandragen, en als je het helemaal netjes doet kun je zelfs nog een lijstje links opgeven met extra informatie voor de geïnteresseerden. Bij Twitter kan dit alles niet: je hebt 140 tekens, en daarmee moet je het doen. Grote voordeel: je wordt verplicht om beknopt te zijn, en je tot de hoofdzaak te beperken. Voor de lezer erg prettig, omdat hij, zelfs als hij 100+ mensen volgt, rap door alle berichtjes heen kan scrollen en in mum van tijd weer bijgelezen is.

Het mogelijke nadeel van de 140 tekensbeperking is dat je als schrijver soms veel achtergrondkennis van je lezers moet eisen, of er op moet hopen dat ze zelf de context bij het berichtje gaan opzoeken. Er is zelfs een hele industrie rond gaan floreren: de URL-afkorters. Sites als Bit.ly en Tr.im stellen je in staat om een hele lange URL terug te brengen tot ±15 tekens. Zodat je er ±124 overhoudt voor een berichtje (de ±125e is de spatie tussen je berichtje en de URL) en je mensen toch kunt wijzen op de achtergrond of het nieuwbericht waar jouw berichtje over gaat.

Dan de belangrijkste vraag: hoe is Twitter inzetbaar voor archieven? In de 3/4 jaar dat ik Twitter gebruikt heb, zijn me twee dingen opgevallen: de twitter-alert op 'Nationaal Archief', en de kennisuitwisseling met collega's in, maar vooral ook buiten het Nationaal Archief.
  1. Twitter-alerts
    In mijn Google Reader heb ik een RSS-feed van de Twitter-zoekopdracht op de term 'Nationaal Archief'. Dat houdt in dat elke keer dat iemand de woorden 'Nationaal' en 'Archief' in één berichtje gebruikt, deze door mijn RSS-lezer wordt meegenomen. Niet direct voor mij toepasbaar in m'n werk aangezien ik mij niet met Webcare bezighoudt, maar wel erg nuttig om te weten wat er allemaal speelt.
  2. Kennisuitwisseling
    Doordat bij verschillende archiefinstellingen in Nederland mensen erg actief zijn met Web2.0, en dit ook via Twitter en blogposts delen, krijg je een goed beeld van wat er speelt in Archievenland. Maar het is ook een mooi hulpmiddel. Laatst was er een reactie op een Flickr-afbeelding van het Nationaal Archief, met de vraag welke tekst er boven de octrooiaanvraag van een molen stond. Via Twitter deden een aantal paleografen mee met de ontcijfering, en binnen no-time kreeg de bezoeker van onze Flickr-pagina het antwoord op de gestelde vraag.
Tot slot blijft de vraag over het al dan niet scheiden van werk en privé ook voor Twitter van belang. Wanneer mensen weten waar je werkt kan het in het ergste geval gebeuren dat een persoonlijk gestuurd bericht wordt opgevat als de mening van je werkgever. Zeker in de archiefwereld, waar veel mensen werken omdat ze ook persoonlijk geïnteresseerd zijn in historische onderwerpen.

Ding 14: Wikizandbak

Het nadeel van achterlopen in een cursus is dat je soms sprintjes moet trekken om weer bij te komen. Het voordeel bij 23AD is voor mij dan wel weer dat ik het meeste ervan al ken. Zoals ik in de vorige post aangaf zijn Wiki's voor mij bekend terrein: zowel het lezen, het schrijven als het opzetten en inrichten van Wiki's heb ik meer dan eens gedaan. Ik ga me er bij Ding 14 dan ook makkelijk vanaf maken: gedaan!

donderdag 4 februari 2010

Ding 13: Wiki's

Wiki's... zo bekend voor mij dat ik me haast niet voor kan stellen dat er nog mensen zijn die het niet gebruiken. Wanneer ik iets of iemand wil opzoeken is het inmiddels een reflex geworden om de engelstalige of nederlandstalige Wikipedia te openen. De zoekbox in mijn webbrowser (Firefox) heeft inmiddels naast het zoeken in Google ook de mogelijkheid om direct in de engelstalige Wikipedia te zoeken. Erg handig!

Wat betreft het gebruik voor archiefdiensten, zie ik twee grote toepassingen: kennismanagement via een intranet-wiki, en gebruik bij het invullen, aanvullen of verbeteren van metadata.

Om met het eerste te beginnen: kennismanagement is al heel lang een hot-issue binnen elk bedrijf. Niet voor niets staat er in de opdrachtsbeschrijving van dit Ding al dat intranet-wiki's als paddenstoelen (even op Wikipedia opgezocht, het is inderdaad paddenstoel, en niet paddestoel) uit de grond groeien. En ook binnen het NA is het een bekende vraag: "Wat nou als die-en-die met pensioen gaat?"

Kennismanagement via een intranet-wiki is dan een mogelijke oplossing, mits het ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Bij mijn vorige werkgever moest en zou er een wiki in de lucht gebracht worden, maar twee jaar nadat ik dat ding had opgezet stond er nog steeds alleen een welkomstpagina op. Maar uit het succes van Wikipedia kun je wel afleiden dat het kan werken. Wanneer zelfs het Zazaki (een Iraans-koerdische taal dat alleen in het Turkse deel van Noord-Koerdistan wordt gesproken) beschikt over meer dan 2800 lemma's kun je wel stellen dat het een perfect voorbeeld is van een geslaagd Crowdsource project. Dat de oprichter van Wikipedia bezwaar maakt tegen het gebruik van de term 'crowdsourcing' voor Wikipedia doet daar niets aan af.

De tweede mogelijkheid van het toepassen van Wiki's in het archiefwezen is puur een consumerende kant, en dan voor mijzelf weer met name de Wikipedia. In de afgelopen jaren is het nogal eens voorgekomen dat ik beschrijvingen of trefwoorden in de Beeldbank wilde standaardiseren. Maar of plaatsen nou "aan de Rijn", "aan den Rijn", "aan de IJssel" of "aan den IJssel" liggen, of een meervoudige plaatsnaam wel of geen streepjes tussen de woorden krijgt, of in welke provincie een grensplaats tegenwoordig ligt weet ik regelmatig niet zeker. Gelukkig hebben we dan Wikipedia.

Ding 12: Delicious

Eindelijk een onderwerp binnen de 23 archiefdingen dat ik nog niet kende: Delicious. Nou ja, ik kende het wel van naam natuurlijk, maar ik deed er zelf nog niets mee. Het komt zo snel op mij over als Twitter, maar dan alleen voor URL's. Met als bijkomend voordeel dat je ze niet zo snel verzanden tussen allemaal andere berichtjes, en voorzien zijn van, en doorzocht kunnen worden met tags. Tags, toch wel één van de betere uitvindingen sinds voorgesneden brood.

Overigens geldt voor zoeken op tags natuurlijk hetzelfde 'self-fulfilling prophecy' verhaal als bij zoeken met Google: populaire dingen worden veel getagd, eindigen daardoor hoger bij toekomstige zoekopdrachten, waardoor meer mensen ze zullen lezen en ze dus meer worden getagd, daardoor hoger eindigen bij zoekopdrachten, etc.  (Voor zoeken met Google geldt dat websites waar veel naar gelinkt wordt hoger eindigen, waardoor meer mensen ze vinden en een link aanbrengen, waardoor ze hoger eindigen, waardoor meer mensen ze vinden, etc.)

Al met al een tweepuntnulletje waar ik best potentie in zie. Helemaal omdat je een netwerk van mensen aan kunt leggen met overeenkomstige interesses, en je van je netwerkupdates een RSS feed kunt opvragen. Snel toegevoegd aan m'n RSS lezer!

Ding 11: Visie op Web2.0

De opdracht voor ding 11:
[...] het is interessant om nu al te horen hoe jij nu aankijkt tegen de ontwikkelingen die we tot nu toe hebben bekeken in relatie tot je archiefinstelling.
met als één van de onderwerpsuggesties 
Wat merk je in de wereld om je heen van blogs, RSS, online fotoalbums en mashups, nu je deze dingen hebt leren kennen? Hoor je die termen nu meer? Kijk je met een andere blik rond op het web?
Ja, ik hoor ze nu vaker. Sterker nog, in de afgelopen weken zijn blogs en feeds vaker wel onderwerp van gesprek geweest dan niet. Maar juist die discussie is de reden dat ik nog even wegblijf bij Archief 2.0, en dat ik de vraag over hoe zinvol Web 2.0 is nog niet kan beantwoorden. Tijdens één van de discussieochtenden opperde een collega dat "met Web 2.0 elke medewerker een ambassadeur kan worden van de instelling". Ik ben alleen nog (of eigenlijk, niet meer) overtuigd dat ik voldoende weet waar ambassadeur-zijn eindigt en uit-de-school-klappen begint.

Uiteraard ben ik nog wel steeds overtuigd van de kracht van Web2.0. Ik tweepuntnulde al ver voor 23-archiefdingen begon, en zal blijven tweepuntnullen lang nadat 23-archiefdingen eindigt. Alleen niet (meer) werkgerelateerd.