woensdag 24 februari 2010

Carthografie in Wenen, laatste dag + evaluatie

De derde en laatste dag van de conferentie, met 4 sessies op het programma, waarvan ik helaas de laatste moet laten schieten: het vliegtuig wacht niet totdat de conferentie is afgelopen. Maar met de snelheid waarmee de presentaties langskomen is er nog genoeg leuks om naar te kijken en te luisteren, en valt er nog genoeg te praten.

Weer valt op dat in veel presentaties de oude kaarten worden vergeleken met recente kaarten, zoals die van Google Maps. Veel onderzoekers blijken hetzelfde idee na te streven: aan de hand van stabiele punten, zoals kerken, de oude kaart over de moderne kaart leggen, en zo "in kaart" te brengen hoe in de loop der tijd het landschap en het landgebruik is veranderd. Maar ieder doet dat vanuit een andere achtergrond: er zijn hydrografen die de verschuivingen in de dieptes van waterwegen onderzoeken, anderen willen de vergelijkingen inzetten om te achterhalen welke grond wel en niet geschikt is voor bijvoorbeeld bebouwing, en weer anderen proberen interessante plekken voor archeologisch onderzoek te vinden. Ook het onderwijs blijkt een interessante doelgroep voor historische kaarten: met digitale technieken kan zowel het vak Geschiedenis als het vak Aardrijkskunde aantrekkelijker worden gemaakt voor leerlingen.

Cartografie in Wenen, conferentiedag 2

Dag 2 van de cartografie-conferentie in Wenen, met vandaag alleen 's ochtends presentaties en 's middags excursies, gevolgd door het conferentiediner. Met de korte tijd die presentaties krijgen vandaag toch nog 11 sprekers die hun onderzoek naar, of toepassingen van digitale historische cartografie uitleggen. En, eigenlijk net als gisteren, voor het grote deel een Oost-Europese line-up.

Zowel de keynote speech als de eerste presentatie behandelden de Historical Atlas of Towns, een Europees project om op geen redelijk gestandaardiseerde manier portfolio aan te leggen van Europese steden. In zo'n portfolio moeten kadastrale kaarten, omgevingskaarten, kaarten uit privé-collecties en historische beschrijvingen worden samengevoegd, om zo voor een onderzoeker een volledig pakket aan bronnen te vormen. Erg interessant om te zien hoe ver het project al is, al hadden de beide sprekers van mij wel wat minder tijd mogen besteden aan open deuren als "digitale kaarten hebben het voordeel boven geprinte kaarten dat je kunt inzoomen, en de metadata is veel makkelijker doorzoekbaar." En meteen ook een presentatie-techniek geëvalueerd: wanneer je een zoekopdracht voordoet, noem dan niet de volledige lijst met zoekresultaten op: je publiek kan zelf ook lezen.

De laatste voor mij interessante presentatie ging niet over platte kaarten, maar bolvormige kaarten: globes. En wel de Perczel's Globe, een handgetekende globe uit 1862 van de Hongaarse globemaker László Perczel (PDF artikel hier). Deze heeft een doorsnede van 132 centimeter, waarvan ongeveer 1000 foto's zijn gemaakt die daarna zijn gegeorefereerd in in een 3D vorm zijn gegoten. Daar waar de echte globe stukjes mist willen ze in de digitale kopie op basis van kaarten uit diezelfde tijd en met dezelfde stijl proberen om de gaten op te vullen. Voor ons niet echt toepasbaar of nuttig, maar wel erg interessant om te zien.

maandag 22 februari 2010

Cartografie in Wenen, conferentiedag 1

Zo... dag 1 van de conferentie. En wat een dag! Wat mij betreft is de conferentie nu al geslaagd. Maar wees gewaarschuwd, het is een behoorlijk verhaal.

8:15 uur. Registratie. Dus.. 6:30 uur, wekker. Ja, ik heb een goed uur nodig om wakker te worden, en ik rekende op een half uur voor het ontbijt en - belangrijker - koffie. Aangekomen bij de registratie bleek dat in welgeteld 15 seconden afgerond, maar ook daar was koffie.

9:15. Opening, en uitleg van de dag. Er staan 5 sessions gepland, met bij elke sessie een lijstje van 4, 5 of 6 presentaties. Alleen niet zoals ik verwachtte parallelle sessies, maar na elkaar. In plaats van per sessie van rond de 1:15 uur maar één presentatie te horen, had nu elke spreker maar een minuut of 12 de tijd voor z'n verhaal, gevolgd door 3 minuten vragen. En ik kan je vertellen, dat werkt!
Waar alleen het opstarten van Powerpoint normaal bij mij een slaapreflex oproept, blijkt de beperking tot 12 minuten presentatie ervoor te zorgen dat echt iedereen echt alleen de belangrijke punten noemt: Aanleiding, methode, resultaten, conclusie. Wil je meer weten? Mail maar, of gebruik de pauzes.

zondag 21 februari 2010

Aankomst in Wenen

Ik heb het geluk om aanwezig mogen te zijn bij de "5th International Workshop on Digital Approaches in Cartographic Heritage", van 22 tot en met 24 februari 2010 in Wenen. Het programma laat een schat aan presentaties zien over het gebruik van digitale versies van "cartografisch cultureel erfgoed", dus ik heb er erg veel zin in.

Vandaag, zondag 21 februari, stond dus in het teken van het afreizen naar Wenen. De vlucht stond voor 13:10 op het programma, en tot mijn niet geringe verbazing ging alles goed. De tram was op tijd, de trein naar Schiphol op de minuut nauwkeurig goed, en het inchecken verliep vlot. Zelfs de behoorlijk strenge controle verliep prima, dus anderhalf uur te vroeg stond ik bij de gate. Op zich geen straf, met een restaurant en WiFi kan ik me best anderhalf uur vermaken.

De vlucht zelf verliep gladjes, 10 minuten te laat vertrokken en toch een kwartier te vroeg geland (handig, rugwind), het weer hier prima (onbewolkt en 9 graden), de taxichauffeur erg spraak- en behulpzaam ondanks mijn Haus-Taun-und-Koiken-Doitsch. En het hotel... 5 minuten lopen van de conferentiezaal, 10 minuten van de Staatsoper(a) en voorzien van gratis WiFi en gratis sauna. Je snapt, ik hou het hier wel vier dagen uit.

Dan had ik verder nog beloofd om zo nu en dan foto's te maken... en die staan uiteraard op Flickr, in de set Vienna / Wenen. Helaas paste de Canon niet in de tas en heb ik dus de ouwe trouwe Polaroid mee, én was het al redelijk laat op de middag dat ik de stad in trok, maar met dat in het achterhoofd zijn er nog best redelijke foto's uitgekomen.

zaterdag 20 februari 2010

Ding 18: LibraryThing

't Begint wat oud nieuws te worden, maar met LibraryThing heb ik weer een Ding te pakken wat ik al goed ken. Sinds mei 2009 heb ik een groot deel van mijn boekenkast erin staan. Althans, van de boeken die ik daadwerkelijk in de kast heb staan, de kinderboeken die ik nog ergens in verhuisdozen heb zitten reken ik daar niet bij.

Het leuke aan LibraryThing is dat je niet alleen voor jezelf kunt bijhouden welke boeken je hebt (en wanneer je, zoals sommige collega's, regelmatig boeken koopt én een smartphone hebt, zelfs op afstand kunt kijken of jij danwel je moeder een boek al heeft of niet), je kunt ook suggesties krijgen! Mensen met een gelijke smaak in boeken, hoe breed je smaak ook is, hebben vast boeken of schrijvers in hun collectie zitten die je nog niet kent.
Niet heel verbazingwekkend: ene 'yhoitink' staat bij mij in de top-5 van mensen met gelijke boekensmaak.

Overigens heeft de suggestie-optie van LibraryThing bij mij nog niet tot nieuwe ontdekkingen geleid, maar dat komt doordat ik nog zat boeken in mijn kast heb staan die ik nog niet gelezen heb, ik koop ze sneller dan ik ze lees.

maandag 15 februari 2010

Ding 17: Sociale netwerken

Sociale netwerken... ik vraag me sterk af of er nog 65-minners zijn die er niet op zitten. Hyves heeft zo'n beetje iedereen wel, maar is onder "mijn" generatie alweer op z'n retour. Inmiddels is Facebook helemaal je-van-het, met als grote voordeel dat je internationale contacten er ook bij kunnen. En met familie "down-under", m'n internationale oud-collega's uit mijn AiO-tijd en een groep oud-huisgenoten waarvan een deel z'n heil buiten de Nederlandse landsgrenzen heeft gezocht is dat toch een aangename toevoeging.

(Los van dat het natuurlijk onmeunig interessant staat om veel internationale namen in je vriendenlijst te hebben)

Ding 16: Chatten

Over vermenging van werk en privé gesproken...  sinds de verhuiziging van een deel van het Nationaal Archief naar de Hoftoren hebben we bij de (voormalige) ICT afdeling ook het chatten ingevoerd. Gebruikmakend van mijn Google-account en via de Pidgin client die al in de pagina van Ding 16 genoemd werd. Ooit begonnen met ICQ, daarna via MSN overgegaan naar Google Chat. En alhoewel ze het inmiddels allemaal wel kunnen gebruik ik voor de voice-chat (gewoon praten dus) toch meestal wel Skype.

Maar ja, het Google-account waar ik nu op het werk me chat, gebruik ik privé ook.  En als ik voor m'n collega's online ben, ben ik dat voor mijn vrienden dus ook. Dus kan het je zomaar gebeuren dat je op een werkdag privé aan het chatten bent, of dat je op je vrije dag toch over werk chat.

Ding 15: Twitter

Twitter. Van 23 april 2009 tot begin januari 2010 mee bezig geweest, maar na wat strubbelingen toch mee opgehouden. Op zich erg leuk, je krijgt een kijkje in de dagelijkse gang van zaken op, en buiten het werk van collega's, vrienden en soms volslagen onbekenden. Alleen heb je met Twitter nog meer het probleem over wat je wel en niet zegt dan met bloggen. Waar je bij bloggen alleen op moet passen over het onderwerp waarover je wat zegt, moet je bij Twitter nog meer opletten hoe je bericht overkomt.

In blogposts heb je alle ruimte om een inleiding te schrijven, met de achtergrond of aanleiding van dat wat je wilt zeggen. Nadat je je punt hebt gemaakt kun je nog voorbeelden aandragen, en als je het helemaal netjes doet kun je zelfs nog een lijstje links opgeven met extra informatie voor de geïnteresseerden. Bij Twitter kan dit alles niet: je hebt 140 tekens, en daarmee moet je het doen. Grote voordeel: je wordt verplicht om beknopt te zijn, en je tot de hoofdzaak te beperken. Voor de lezer erg prettig, omdat hij, zelfs als hij 100+ mensen volgt, rap door alle berichtjes heen kan scrollen en in mum van tijd weer bijgelezen is.

Het mogelijke nadeel van de 140 tekensbeperking is dat je als schrijver soms veel achtergrondkennis van je lezers moet eisen, of er op moet hopen dat ze zelf de context bij het berichtje gaan opzoeken. Er is zelfs een hele industrie rond gaan floreren: de URL-afkorters. Sites als Bit.ly en Tr.im stellen je in staat om een hele lange URL terug te brengen tot ±15 tekens. Zodat je er ±124 overhoudt voor een berichtje (de ±125e is de spatie tussen je berichtje en de URL) en je mensen toch kunt wijzen op de achtergrond of het nieuwbericht waar jouw berichtje over gaat.

Dan de belangrijkste vraag: hoe is Twitter inzetbaar voor archieven? In de 3/4 jaar dat ik Twitter gebruikt heb, zijn me twee dingen opgevallen: de twitter-alert op 'Nationaal Archief', en de kennisuitwisseling met collega's in, maar vooral ook buiten het Nationaal Archief.
  1. Twitter-alerts
    In mijn Google Reader heb ik een RSS-feed van de Twitter-zoekopdracht op de term 'Nationaal Archief'. Dat houdt in dat elke keer dat iemand de woorden 'Nationaal' en 'Archief' in één berichtje gebruikt, deze door mijn RSS-lezer wordt meegenomen. Niet direct voor mij toepasbaar in m'n werk aangezien ik mij niet met Webcare bezighoudt, maar wel erg nuttig om te weten wat er allemaal speelt.
  2. Kennisuitwisseling
    Doordat bij verschillende archiefinstellingen in Nederland mensen erg actief zijn met Web2.0, en dit ook via Twitter en blogposts delen, krijg je een goed beeld van wat er speelt in Archievenland. Maar het is ook een mooi hulpmiddel. Laatst was er een reactie op een Flickr-afbeelding van het Nationaal Archief, met de vraag welke tekst er boven de octrooiaanvraag van een molen stond. Via Twitter deden een aantal paleografen mee met de ontcijfering, en binnen no-time kreeg de bezoeker van onze Flickr-pagina het antwoord op de gestelde vraag.
Tot slot blijft de vraag over het al dan niet scheiden van werk en privé ook voor Twitter van belang. Wanneer mensen weten waar je werkt kan het in het ergste geval gebeuren dat een persoonlijk gestuurd bericht wordt opgevat als de mening van je werkgever. Zeker in de archiefwereld, waar veel mensen werken omdat ze ook persoonlijk geïnteresseerd zijn in historische onderwerpen.

Ding 14: Wikizandbak

Het nadeel van achterlopen in een cursus is dat je soms sprintjes moet trekken om weer bij te komen. Het voordeel bij 23AD is voor mij dan wel weer dat ik het meeste ervan al ken. Zoals ik in de vorige post aangaf zijn Wiki's voor mij bekend terrein: zowel het lezen, het schrijven als het opzetten en inrichten van Wiki's heb ik meer dan eens gedaan. Ik ga me er bij Ding 14 dan ook makkelijk vanaf maken: gedaan!

donderdag 4 februari 2010

Ding 13: Wiki's

Wiki's... zo bekend voor mij dat ik me haast niet voor kan stellen dat er nog mensen zijn die het niet gebruiken. Wanneer ik iets of iemand wil opzoeken is het inmiddels een reflex geworden om de engelstalige of nederlandstalige Wikipedia te openen. De zoekbox in mijn webbrowser (Firefox) heeft inmiddels naast het zoeken in Google ook de mogelijkheid om direct in de engelstalige Wikipedia te zoeken. Erg handig!

Wat betreft het gebruik voor archiefdiensten, zie ik twee grote toepassingen: kennismanagement via een intranet-wiki, en gebruik bij het invullen, aanvullen of verbeteren van metadata.

Om met het eerste te beginnen: kennismanagement is al heel lang een hot-issue binnen elk bedrijf. Niet voor niets staat er in de opdrachtsbeschrijving van dit Ding al dat intranet-wiki's als paddenstoelen (even op Wikipedia opgezocht, het is inderdaad paddenstoel, en niet paddestoel) uit de grond groeien. En ook binnen het NA is het een bekende vraag: "Wat nou als die-en-die met pensioen gaat?"

Kennismanagement via een intranet-wiki is dan een mogelijke oplossing, mits het ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Bij mijn vorige werkgever moest en zou er een wiki in de lucht gebracht worden, maar twee jaar nadat ik dat ding had opgezet stond er nog steeds alleen een welkomstpagina op. Maar uit het succes van Wikipedia kun je wel afleiden dat het kan werken. Wanneer zelfs het Zazaki (een Iraans-koerdische taal dat alleen in het Turkse deel van Noord-Koerdistan wordt gesproken) beschikt over meer dan 2800 lemma's kun je wel stellen dat het een perfect voorbeeld is van een geslaagd Crowdsource project. Dat de oprichter van Wikipedia bezwaar maakt tegen het gebruik van de term 'crowdsourcing' voor Wikipedia doet daar niets aan af.

De tweede mogelijkheid van het toepassen van Wiki's in het archiefwezen is puur een consumerende kant, en dan voor mijzelf weer met name de Wikipedia. In de afgelopen jaren is het nogal eens voorgekomen dat ik beschrijvingen of trefwoorden in de Beeldbank wilde standaardiseren. Maar of plaatsen nou "aan de Rijn", "aan den Rijn", "aan de IJssel" of "aan den IJssel" liggen, of een meervoudige plaatsnaam wel of geen streepjes tussen de woorden krijgt, of in welke provincie een grensplaats tegenwoordig ligt weet ik regelmatig niet zeker. Gelukkig hebben we dan Wikipedia.

Ding 12: Delicious

Eindelijk een onderwerp binnen de 23 archiefdingen dat ik nog niet kende: Delicious. Nou ja, ik kende het wel van naam natuurlijk, maar ik deed er zelf nog niets mee. Het komt zo snel op mij over als Twitter, maar dan alleen voor URL's. Met als bijkomend voordeel dat je ze niet zo snel verzanden tussen allemaal andere berichtjes, en voorzien zijn van, en doorzocht kunnen worden met tags. Tags, toch wel één van de betere uitvindingen sinds voorgesneden brood.

Overigens geldt voor zoeken op tags natuurlijk hetzelfde 'self-fulfilling prophecy' verhaal als bij zoeken met Google: populaire dingen worden veel getagd, eindigen daardoor hoger bij toekomstige zoekopdrachten, waardoor meer mensen ze zullen lezen en ze dus meer worden getagd, daardoor hoger eindigen bij zoekopdrachten, etc.  (Voor zoeken met Google geldt dat websites waar veel naar gelinkt wordt hoger eindigen, waardoor meer mensen ze vinden en een link aanbrengen, waardoor ze hoger eindigen, waardoor meer mensen ze vinden, etc.)

Al met al een tweepuntnulletje waar ik best potentie in zie. Helemaal omdat je een netwerk van mensen aan kunt leggen met overeenkomstige interesses, en je van je netwerkupdates een RSS feed kunt opvragen. Snel toegevoegd aan m'n RSS lezer!

Ding 11: Visie op Web2.0

De opdracht voor ding 11:
[...] het is interessant om nu al te horen hoe jij nu aankijkt tegen de ontwikkelingen die we tot nu toe hebben bekeken in relatie tot je archiefinstelling.
met als één van de onderwerpsuggesties 
Wat merk je in de wereld om je heen van blogs, RSS, online fotoalbums en mashups, nu je deze dingen hebt leren kennen? Hoor je die termen nu meer? Kijk je met een andere blik rond op het web?
Ja, ik hoor ze nu vaker. Sterker nog, in de afgelopen weken zijn blogs en feeds vaker wel onderwerp van gesprek geweest dan niet. Maar juist die discussie is de reden dat ik nog even wegblijf bij Archief 2.0, en dat ik de vraag over hoe zinvol Web 2.0 is nog niet kan beantwoorden. Tijdens één van de discussieochtenden opperde een collega dat "met Web 2.0 elke medewerker een ambassadeur kan worden van de instelling". Ik ben alleen nog (of eigenlijk, niet meer) overtuigd dat ik voldoende weet waar ambassadeur-zijn eindigt en uit-de-school-klappen begint.

Uiteraard ben ik nog wel steeds overtuigd van de kracht van Web2.0. Ik tweepuntnulde al ver voor 23-archiefdingen begon, en zal blijven tweepuntnullen lang nadat 23-archiefdingen eindigt. Alleen niet (meer) werkgerelateerd.